Rasstandaard

OORSPRONG

Zuid-Afrika. Standaard geleverd door de Kennel Union of Southern Africa en de Zimbabwe Kennel Club.

UITGIFTEDATUM VAN DE GELDIGE ORIGINELE STANDAARD

10.12.1996.

GEBRUIK

de Rhodesian Ridgeback wordt nog altijd gebruikt voor de jacht in verschillende delen van de wereld, maar hij wordt vooral op prijs gesteld als waakhond en zeker als huisdier.

FCI CLASSIFICATIE

Groep 6 Lopende honden en zweethonden.

Sectie 3 Aanverwante rassen zonder werktest.

KORTE HISTORISCHE SAMENVATTING

De Rhodesian Ridgeback is op dit ogenblik het enige geregistreerde oorspronkelijke ras van Zuid-Afrika. De zoektocht naar de voorouders brengt ons terug naar de periode van de Kaapkolonie in Zuid-Afrika. Toen werden honden van de vroegere pioniers gekruist met de half-tamme Hottentot jachthonden met een ridge. Ze jagen vooral in groepjes van twee of drie; aanvankelijk zocht de Ridgeback of Leeuwenhond het spoor, vooral van de leeuw, om hem daarna met veel behendigheid in bedwang te houden tot de komst van de jager.

De oorspronkelijke standaard, opgesteld door F.R. Barnes, in Bulaway Rhodesië, in 1922, was gebaseerd op die van de Dalmatiër en werd door de South African Kennel Union goedgekeurd in 1926.

ALGEMENE BESCHRIJVING

de Rhodesian Ridgeback is een goed evenwichtige, sterke, gespierde, lenige en actieve hond, symmetrisch gebouwd, met een groot uithoudingsvermogen en een mooie dosis snelheid. De nadruk ligt op lenigheid, elegantie en kracht maar zonder zwaar te zijn. Het typische kenmerk van het ras is de ridge (=streep) op de rug, gevormd door haar dat tegen de richting in groeit. De ridge is het visitekaartje van het ras. Deze moet mooi afgelijnd zijn, symmetrisch en geleidelijk smaller worden naar de heupen toe.

De ridge begint onmiddellijk achter de schouders en loopt verder tot aan de heupbotten. Deze mag slechts twee identieke kroontjes hebben parallel ten opzichte van elkaar.

De onderste hoeken van de streep mogen niet dieper liggen dan op eenderde van de lengte.

De gemiddelde breedte van de streep is 5 cm.

HOUDING/TEMPERAMENT

waardig, intelligent, afstandelijk tegenover vreemden, maar zonder agressie of schuwheid.

HOOFD

Schedelstreek

Schedel: moet een 

goede lengte hebben (breedte van het hoofd tussen de ooren, afstand van het achterhoofd naar de stop en van de stop naar het topje van de neus, moet gelijk zijn), in ruststand mag het hoofd geen rimpels vertonen.

Stop: de stop moet mooi afgetekend zijn, niet in een rechte lijn van de neus naar het schedelbeen.

Aangezicht

Neus: moet zwart of bruin zijn. Een zwarte neus vraagt zwarte ogen, een bruine neus vraagt geelbruine ogen.

Snuit: deze moet lang, diep en krachtig zijn.

Lippen: zuiver, mooi bij de kaken passen.

Muil: stevige kaken met een perfecte en volledige scharenbeet d.i. de boventanden moeten de ondertanden nauw overlappen en recht op de kaken staan. De tanden moeten mooi ontwikkeld zijn, vooral de hoektanden.

Wangen: moeten zuiver zijn.

Ogen: tamelijk goed uit elkaar staan, rond, glanzend en blinkend van intelligentie, de kleur moet bij de kleur van de pels passen.

Oren: moeten tamelijk hoog staan, van gemiddelde afmeting, tamelijk breed aan de basis en geleidelijk versmallen tot een rond punt.

NEK

Moet mooi lang, stevig en zonder vooruitspringende keel.

LICHAAM

Rug: krachtig.

Lende: stevig, gespierd en lichtjes gebogen.

Borstkas: niet te breed, maar wel diep en ruim; het borststuk moet tot aan de elleboog komen.

Borstbeen: moet van opzij kunnen gezien worden.

Ribben: een beetje naar buiten springen maar nooit als ringen van een ton.

 

STAART

Goed stevig aan het begin en spits toelopen naar het einde toe, met gladde huid. De staart moet een redelijke lengte hebben, niet te hoog, noch te laag staan; hij moet met een kleine bocht naar boven vertrekken, en niet krullen.

LEDEMATEN

Voorhand

De voorpoten moeten mooi recht zijn, stevig met goede botten, ellebogen dicht tegen het lichaam. Van opzij gezien moeten de voorpoten breder staan dan van voor bekeken. Stevige koten met een lichte uitsprong.

Schouders: moeten schuin aflopen, zuiver en gespierd zijn.

Achterhand

De spieren van de achterste poten zullen zuiver zijn, mooi getekend

Kniegewricht: een goede vorm van het achterste kniegewricht Spronggewricht: een stevige spronggewricht/hak die mooi naar beneden gaat.

VOETEN

Compact en rond, mooi gebogen tenen, zogenaamde ‘katvoeten’, stevige elastische zoolkussens, beschermd met haar tussen tenen en kussens.

BEWEGING 

Recht vooruit, vrij en gedreven.

VACHT/HAAR

Vacht: moet kort en dicht zijn, glad en glanzend van uitzicht, niet wollig of zijdeachtig.

Kleur: licht tarwe tot roodtarwe. Een beetje wit op de borst en tenen is toegelaten, maar veel witte haren op de buik en boven de tenen weer niet. Wel donkere snuit en oren,maar veel zwarte haren over de gehele vacht, dat mag helemaal niet.

GROOTTE

De gewenste hoogtes zijn:

Reuen: 63 cm tot 69 cm

Teven: 61 cm tot 66 cm.

GEWICHT

Reuen: 36,5 kg

Teven: 32 kg

FOUTEN 

Iedere afwijking van de voorafgaande normen moet men aanzien als een fout en de strengheid waarmee deze fouten beoordeeld worden moet in verhouding staan tot de graad van afwijking.

N.B. mannelijke dieren hebben twee normale testikels die volledig in het scrotum moeten ingedaald zijn.

FÉDÉRATION CYNOLOGIQUE INTERNATIONALE (FCI)

Algemeen secrectariaat: 13, Albert I plaats – B-6530 THUIN, België

FCI-Standaard nr. 146 10.12.1996/GB

nl_BE